A.F.A.M. Wetzer, 15 augustus 2005
In Sint-Jorisstraat 22 in Den Bosch lijkt de tijd stil te staan. Aan het omstreeks 1850 bijna geheel vernieuwde huis is in anderhalve eeuw vrijwel niets veranderd. Dora en Truus van de Laar wonen er al sinds 1937 en gooien niets weg. "Wij hebben alles gelaten zoals het was", luidt een bijna overbodige constatering van Dora van de Laar (1921) over de veelheid van vertrekken, de donkere hoekjes en alkoven, de schilderijen van vader Arnold van de Laar (1886-1974), de verzameling snuisterijen, bijna de complete inrichting van het huis aan de Sint-Jorisstraat 22 in Den Bosch. De ongetrouwd gebleven zusters Dora en Truus wonen al bijna hun hele leven in het huis dat kunstschilder Arnold van de Laar en zijn echtgenote Truus Wellens in 1937 betrokken met hun vier kinderen. Arnold (1923) en Gerda (1927) zijn in 1981 en 1982 overleden. "Ik was twaalf. Wij woonden eerst in de Torenstraat. Dit huis aan de Sint-Jorisstraat, dat mijn ouders gingen huren, lachte mij toe", weet Truus van de Laar (1925) nog altijd van die ene keer dat ze met haar moeder in het nieuwe huis was gaan kijken. "Voordat wij erin kwamen, had de koster van de Bossche synagoge er nog een of twee jaar in gewoond, in afwachting van het gereedkomen van de nieuwe woningen die indertijd tegen de synagoge aan de latere Prins Bernhardstraat werden gebouwd." Truus van de Laar herinnert zich dat de joodse familie achter in de tuin koosjer kippen slachtte. "En later vonden we nog een grote hoeveelheid ongedesemd brood in de keukenkast die men was vergeten mee te nemen." Klok van de Sint-JanSint-Jorisstraat 22 is een smal diep huis, met een erf dat aan de achterzijde wordt begrensd door de Binnendieze.Truus: "Ik droomde als kind van een huis waar je via een trapje bij de Dieze kon komen om er met een bootje op te varen. Ik was romantisch aangelegd. Maar de Dieze was in die jaren een stinkend riool en afvalput. Nog niemand dacht aan toeristisch varen." Nu wordt het terrasje, helemaal achter in de tuin, afgebakend door een kademuur. | 35 |
Dora en Truus hebben nog meegemaakt dat er een talud liep naar de Binnendieze, met een trapje om bij het water te komen. Truus: "Ik weet nog dat mijn moeder tijdens de oorlog tomaten heeft geplant op het talud. Vroeger lag aan de overkant van de Dieze een dijkje. Daar zag je wel eens een rat op lopen." Ook in de tuin is de laatste jaren weinig veranderd. De zussen treuren om de moerbeiboom, die in 2000 het loodje legde. De naar de buren overhangende boom was zó voornaam dat een latere scheidingsmuur om de stam heen werd gemetseld. Truus: "Hij stond er al toen we hier kwamen wonen. Héél erg dat hij dood is. Lekkerder vruchten, met die smaak ergens tussen aardbei en framboos, ken ik niet." Achter in de tuin, waar drie poezen liggen begraven, vormen de resten van de moerbeistam en -takken een mooi stilleven. Aan de overkant van de Binnendieze is nu de nieuwbouw van het stadskantoor van de gemeente Den Bosch die de dames Van de Laar tot hun grote teleurstelling het uitzicht op de Sint-Jan ontneemt. Dora: "We hebben meer dan zestig jaar op de klok van de Sint-Jan kunnen zien hoe laat het is. Nu zetten ze er zoiets vóór! Een gruwel vind ik het. Om te huilen! Laten we maar hopen dat we er ooit aan kunnen wennen." Truus zegt: "Het is verschrikkelijk. Gelukkig heb ik vanuit het raam van de bovenste verdieping vaak foto's gemaakt van de seringenboom in bloei, met de Sint-Jan op de achtergrond. Heb ik die tenminste nog."BrandmuurSint-Jorisstraat 22 is vermoedelijk rond 1850 grotendeels vernieuwd. De kelder is middel-eeuws. Waarschijnlijk zijn ook de opkamer boven de kelder en de enkele jaren geleden opgeknapte achtergevel van oudere datum.Michel van de Laar (1966), kleinzoon van de kunstschilder Arnold en sinds 1999 eigenaar, vermoedt dat er eerst een voor- en een achterhuis waren, gescheiden door een brandmuur. "In de negentiende eeuw zijn de brandmuur en de stenen wenteltrap, vlak voor of achter die muur, verdwenen, en zijn de haarden naar de bouwmuren verplaatst. In het begin van de twintigste eeuw is het huis aan de achterzijde nog uitgebreid met een keuken en dáár weer achter een tuinkamer en een inmiddels ouderwetse plee." De keuken is de meest geliefde plek in het huis. Het is een vertrek waar het daglicht volop invalt, in feite een binnenplaatsje met glazen overkapping. De opeenvolgende bewoners hebben een kleine honderd jaar lang niet veel gedaan om de bouwgeschiedenis hier te verdoezelen: roomkleurige tegeltjes zijn gewoon vastgezet tegen de vroegere buitengevel. Om de twee grote ramen heen, want die zijn gehandhaafd. Op de twee natuurstenen vensterbanken staan, heel simpel, eenvoudige keukenkastjes. In de zijmuur van de keuken zitten een schouw en een heuse hamkast. Zoals het gehele huis staat en hangt ook de keuken vol met benodigdheden en andere spullen. Michel liet onder andere de in slechte staat verkerende achtergevel in 2000 restaureren en het pand beveiligen. PijpenladeHet huis heeft iets van een pijpenlade. Aan één kant de lange gang, aan de andere zijde van voor naar achter de 'eerste kamer', de `tweede kamer', het trappenhuis, de opkamer, de keuken en de tuinkamer. De twee bovendiepingen hebben elk een kamer voor en een kamer achter. Op de eerste verdieping is in het midden een linnengoedkamertje. De lange gang beneden is belegd met Naamse hardsteen. Dora vertelt: "Ik ben ooit in de stad lopers gaan bestellen voor de gang. Eerst één van vier meter lengte. Daar dacht de verkoper al mee klaar te zijn, totdat ik zei dat ik er nog twaalf meter bij wilde hebben. Dat kon hij niet bevatten. En toen wilde ik nog eens acht meter meer. Mijn broer Arnold was onderwijzer. Hij vertelde op school tegen zijn leerlin- | 36 |
gen: wij hebben thuis vierentwintig meter gang. Daar begrepen ze niks van. En die hele gang heeft in 1987 vier weken lang open gelegen toen hier riolering werd aangelegd, en de afvoer naar de Binnendieze afgesloten." De lengte van het huis en de vroeg-twintigsteeeuwse aanbouw maken de gang, de tweede kamer en de opkamer betrekkelijk donker. De tweede kamer heeft wel een venster naar de gang, zodat van daar tenminste nog wat licht invalt. Het venster is opgedeeld in kunstig vormgegeven ruitjes. Hetzelfde motief komt ook elders in bovenlichten terug. Truus zegt: "Ook dit hebben we gelaten zoals het toen was. Ruiten konden ze niet uit één stuk leveren. Het is echt oud glas, kijk maar, die vervormingen erin. Dat raampje trof mij al toen wij hier kwamen wonen. Ik ben een Vis, ik zoek altijd gezelligheid." KoetsierAchter het raampje hangt een bordje met de tekst 'Arnold van de Laar Kunstschilder Restaurateur van Schilderijen'. Vroeger hing het bordje buiten naast de voordeur. Arnold van de Laar, zoon van de koetsier en huisknecht van commissaris van de koningin Bosch van Drakestein, was kunstschilder, kopiist en restaurateur van schilderijen. Met het schilderen van vooral stillevens en Brabantse landschappen kon hij zijn brood uiteindelijk niet verdienen. Zijn hoofdmetier werd restaurateur, een vak dat hij leerde in Brussel waar hij in 1912 de Academie bezocht. Van de Laar restaureerde onder andere de muurschilderingen van Antoon Derkinderen in het stadhuis van Den Bosch, de bekende grote schilderijen van Verhaghen in de Sint-Cathrienkerk, en de grote Bloemaert in de Sint-Jan. Op dat laatste schilderij ontdekte hij de signatuur. Dat was nog even nieuws in de kunstwereld. Het beroep van kopiist, inmiddels uitgestorven, oefende Van de Laar daarnaast uit in de eerste helft van de twintigste eeuw. Na de Tweede Wereldoorlog liep de vraag naar kopieën snel terug. Maar tot in de jaren vijftig van de vorige eeuw waren er ook in Nederland kunstenaars die in binnen- en buitenlandse musea meesterwerken naschilderden. Aanvankelijk om te studeren, maar er kwamen ook opdrachten van anderen uit voort. Die anderen waren niet de minsten. Dora: "Rijkelui reisden naar het buitenland. Daar zagen ze iets moois en vroegen: 'Kun je dat kopiëren?' Dan gaven ze mijn vader opdracht om naar het Rijksmuseum of het Louvre of zo te gaan. Burgemeester Van Lanschot kwam hier bij ons veel aan huis. De Van Rijckevorsels, procureur-generaal baron Speyart van Woerden, allemaal verzamelden ze schilderijen. Ik zie Van Lanschot nog binnenkomen, altijd met een kokertje van een toiletrol bij zich om de schilderijen die hier stonden met één oog nog beter te kunnen bekijken." Arnold (`Nol') van de Laar ontving zijn klanten in de eerste kamer. Er stonden een tafel, een canapé en planten. Truus: "De kast hebben wij er later zelf bij gekocht. In het begin was het hier wat poverder, wij waren een kunstenaarsfamilie, daar was het geen vetpot, zeker niet in de crisistijd. Maar mijn vader verwende zichzelf af en toe wel met mooie dingen. Ooit had hij een antieke statenbijbel gekocht. Die lag op tafel in de eerste kamer, het was een pronkstuk. Op een keer kwam een voorname klant hier. Hij zei: 'Wat heb je hier? Weet je wel dat wij dat als katholieken helemaal niet mogen hebben?' Vader nam de bijbel meteen weg en bewaarde hem voortaan in de boekenkast."Nationale MilitieArnold van de Laar leerde schilderen op de Koninklijke School voor Nuttige en Beeldende Kunsten in Den Bosch. Julien Dony, Huib Luns, P.M. Slager en Piet Slager jr. waren enkelen van zijn leraren. Met de bekende Bossche kunstschildersfamilie Slager bestaat nóg een relatie. Petrus Marinus Slager (1841-1912), de vermaarde grondlegger van het schildersgeslacht, woonde in de negentiende eeuw in dit huis. Zijn vader P. Slager dreef daar een 'Assurantiekantoor der Nationale Militie'. "Dat was een remplaçantenkantoor, waar rijkelui's zonen hun militaire dienstplicht konden afkopen. Arme sloebers lieten zich uitbetalen en gingen dan in dienst als remplaçant. We hebben bij herstelwerk aan het dak nog ooit een aantal pamfletten gevonden van het kantoor. Ze zaten als een soort papier-maché onder de dakgoot gefrommeld", vertelt Dora. Zij laat een van de vergeelde maar gerestau- | 37 |
reerde paperassen zien waarop nog net te lezen is dat belangstellenden om dienst te nemen 'bij hun engagement dadelijk eenige gelden (kunnen) genieten, verder per week kostgeld, tot de inlijving bij eenig Corps. Zegt het voort.' "In de opkamer, de kamer boven de kelder, hield vader Slager kantoor", weet Dora. De familie woonde waarschijnlijk boven, waar vroeger ook de keuken was, op de plaats van de huidige badkamer. P.M. Slager liet verschillende herinneringen na aan zijn ouderlijk huis in de Sint-Jorisstraat. In de collectie van het Museum Slager bevindt zich een vroege tekening van de 'Kruiskerk', de Sint-Cathrien, gezien vanuit Sint-Jorisstraat 22. P.M. Slager moet haar aan een van de ramen aan de straatkant hebben zitten maken. En op de zolderverdieping siert een jongensportret een deurtje van een van de ventilatieschachten. Hoogstwaarschijnlijk ook het werk van de jonge Petrus Marinus. Het LouvreDe tweede kamer, van de eerste kamer afgescheiden door hoge tussendeuren met glas-in-lood, heeft een rijk beschilderd negentiende-eeuws plafond. De kamer hangt vol met schilderijen van Arnold van de Laar. Portretten van grootvader, grootmoeder, Dora op vierjarige leeftijd, en veel stilleventjes. Ook een Parijs' stadsgezicht, een kijkje vanuit de Rue Mazarin, waar Arnold van de Laar in 1921 enige tijd in pension was. Van de Laar verbleef in Parijs om in opdracht van de Eindhovense sigarenfabriek ('Karel I') van H. van Abbe een kopie te maken van het portret van de Engelse koning Karel I door Anthonie van Dijck in het Louvre.De tweede kamer is, ondanks het raampje naar de lange gang, een heel donker vertrek. "Wij zaten hier alleen maar met licht aan. Het was eigenlijk een heel stille kamer. Maar het gekke was: als je hier iets ging doen, zaten binnen de kortste keren vader, moeder, zussen en broer hier ook." Zoals bijna het gehele huis vol zit met achter het negentiende-eeuwse behang verborgen deuren van kasten en alkoven, heeft ook de tweede kamer enkele van dergelijke tot de verbeelding sprekende ruimten. Neef Michel van de Laar, zoon van Dora's en Truus' broer Arnold, vond er ooit tot zijn verbazing zelfs een 'nieuw' kamertje. "Ik kom hier sinds 1987 elke week, maar pas een paar jaar geleden ontdekte ik deze ruimte die de tweede kamer onder de trap door verbindt met de opkamer. De ruimte was helemaal dichtgeslibd met spullen van mijn grootvader. Onder andere een werktas met schildersmateriaal die hij daar in de jaren zestig moet hebben neergezet om er nooit meer naar om te kijken. Met onder andere een mosselschelp met goudverf om snel iets aan een lijst bij te werken, en een lijstje met gereedschap dat voor een bepaalde restauratieklus op locatie nodig zal zijn geweest." ModisteDe opkamer is een van de twee ruimten in het huis die als atelier werden gebruikt. Vóór de aanbouw in de twintigste eeuw moet dit de prominentste kamer zijn geweest. De opkamer werd ook door moeder als werkkamer gebruikt. Dora: "Mijn moeder was modiste. Zij maakte hoeden, en ontving daarvoor ook mensen aan huis. Een groot deel van haar hoedenspullen en documentatie is nog niet zo lang geleden aan het Gemeentemuseum in Den Haag geschonken." In de opkamer staat nog een heel grote kast, vier meter breed en twee-en-een-halve meter hoog. "Daarbewaarde zij haar fournituren en dergelijke. Deze kast heeft altijd hier gestaan. Ik denk dat mijn moeder haar tweedehands heeft gekocht. Misschien kwam zij wel uit een winkel." In de kamer met planken vloer staat ook een grote werkbank van Arnold van de Laar. Na vaders dood hebben Dora en Truus zijn werk, het restauratiewerk, voortgezet. Het verdoeken deed Dora in de opkamer. Het retoucheren was het werk van Truus, in het atelier op de eerste verdieping, boven de opkamer. Die ruimte, misschien wel de lichtste kamer van het negentiende-eeuwse huis, is nog steeds als atelier in gebruik. Nu door neef Michel, restaurator van schilderijen bij het Rijksmuseum. Aan de inrichting is weinig tot niets veranderd. Behalve een paar moderne werklampen ademt alles de sfeer van vijftig jaar geleden. En ook hier aan de muur weer schilderijen en fotoportretten van familieleden. "Je moet het atelier van een kunstenaar zo lang mogelijk intact houden, niets weg doen of uit zijn verband halen voordat alles goed gedocumenteerd is." FauteuilIn het atelier zijn twee alkoven. In de ene sliep Arnold, broer van Dora en Truus en vader van Michel. In de andere bewaarde Arnold van de Laar senior zijn schildersmateriaal. En het ligt er allemaal nog precies bij zoals hij het bij zijn dood in 1974 heeft achtergelaten. Een brievenarchief, flessen en potten met chemicaliën, een projectielantaarn met glasplaten, tubes verf, mappen vol reproducties, calqueerpapier, prenten, tekeningen, krantenknipsels en de boekhouding. Centraal in de kamer staat nog altijd de fauteuil van Arnold van de Laar, die niet uitnodigt erop te gaan zitten. De lederen bekleding is totaal versleten, het stro komt naar buiten. "Hier zat hij altijd te schilderen. We zijn er nog niet aan toe gekomen om de stoel te restaureren", aldus Dora."Moeder wilde in huis nooit iets veranderen, vader trouwens ook niet." De woning is nog bijna helemaal zoals zij haar in 1937 aantrof fen. Met de 'gemarmerde' deuromlijstingen, en de bruine deuren waar een houtstructuur op is geschilderd. Op een zo'n deurpost zitten nog de spijkertjes waarmee ooit een mezoeza zat vastgenageld. Een mezoeza is een stukje gebedsrol dat vrome joden aan de deurpost bevestigen. Volgens Dora en Truus was het huis voordat zij er kwamen wonen ook korte tijd in gebruik als sjoel. Een van de weinige | 40 |
latere toevoegingen aan het huis is een levensboom in het bovenlicht van de voordeur, afkomstig uit een pand aan de Nieuwstraat. De sierlijke negentiende-eeuwse voorgevel wordt verder gekenmerkt door rondingen in de raamomlijstingen, met als decoratie druiventrossen.Wijwaterbakjes"Wij kunnen niks weggooien." Het bewijs vormen de verzamelingen wijwaterbakjes (ongeveer 90), tijdschriften, poppen (onder andere een Shirley Temple van Truus uit de jaren dertig), een borstel met de letters T en H en een hart in het midden ("van onze grootmoeder Theodora Horsten"), de twee grote posters in het trappenhuis van de kunstenaar Mucha (een herinnering aan het verblijf van Arnold van de Laar in Parijs in 1921), een antieke lamp van grootmoeder ("voor 1,50 gekocht toen ze ging trouwen, dat was toen toch heel veel geld"), een ingelijst prentje als aandenken aan een bedevaart naar Kevelaer (100 jaar oud), kruisbeelden, een koetsierskast voor zwepen en laarzen ("van opa"), beeldjes en afbeeldingen van dieren. Er zijn trouwens ook vijf levende poezen in huis.Op de overloop zit in de muur nog een gasaansluiting met schroefdraad waar een armatuur op kan worden gedraaid. "Dit huis had vroeger gaslicht. Maar dat was voordat wij erin kwamen. Ik heb het zelf niet meer meegemaakt. Bij iemand anders heb ik het nog wel eens gezien. Het geeft een zonneachtig licht", zegt Truus. En zo waar, Dora haalt een lade van een kast op de overloop ondersteboven en tovert vier gaslampen tevoorschijn. Ze passen op de aansluiting in de muur. 'Graetzinlicht' staat erop, en de letters DRP. "Deutsches Reich Patent betekent dat", zegt Dora. "Een ander zou die dingen al lang hebben weggegooid. Wij zijn zo gek om ze te bewaren." | 41 |
In oorsprong vermoedelijk 17e eeuws pand - voorhuis met vast achterhuis - met twee verdiepingen onder met blauwe Hollandse pannen gedekt wolfdak. De wit gepleisterde voorgevel (XIXc) heeft een grijs geverfde plint met lijstwerk, cordonlijsten en is afgesloten met een geprofileerde kroonlijst voorzien van drie paar consoles, waartussen een met stucwerk decoraties omlijste oculus; paneeldeur met naald en bovenlicht met levensboom en twee vensters met 8-ruits draairamen op de begane grond, twee vensters met 6-ruits draairamen en gietijzeren raamhek op de verdieping en twee vensters met 4-ruits draairamen en gietijzeren raamhek op de tweede verdieping, alle voorzien van geprofileerde stucwerkomlijsting met kuif. De gebosseerd gepleisterde achtergevel is afgesloten met een geprofileerde kroonlijst, heeft 8-ruits schuiframen op de begane grond, 6-ruits schuiframen op de verdieping en twee draairamen op de tweede verdieping. Inwendig: voor- en achterhuis gescheiden door brandmuur; kelder met tongewelf onder achterhuis; (geschilderde) stucwerkplafonds (XIX B); betimmeringen en stucwerkdecoraties ingang en trappehuis; op 1e verdieping moer- en kinderbintenbalklaag; 19e eeuwse kap met dekbalkjukken en schaarspanten. |
2002 |
Wim HagemansDit pand is in de middeleeuwen gebouwd en heeft omstreeks 1850 een grote verbouwing ondergaan. Bekende bewoners waren o.a. de kunstschilders Arnold van der Laar en P.M. SlagerBossche Pracht 2 (2002) 35-41 |
2010 |
WoonhuisSint Jorisstraat 22Dit pand is een zeldzaam gaaf bewaard gebleven voorbeeld van een 19e-eeuws woonhuis. De oorspronkelijke bouw is echter typisch voor middeleeuws ’s-Hertogenbosch, met een voor- en een achterhuis. In de 19e eeuw werd een zijgang door het voorhuis aangelegd en kregen de kamers een suite-indeling. Het woonhuis is nu gedeeltelijk in gebruik als restauratieatelier.
Magazine Open Monumentendag (2010) 35
|
1865 | P. Slager (zaakwaarnemer) |
1875 | P. Slager (assurantie-kantoor der nation. militie) bron |
1878 | F. Slager (commissionnair in sigaren) bron |
1880 | wed. P. Slager (assurantiekantoor der nation. militie) bron |
1882 | F.J. Slager (koopman) bron |
1881 | wed. P. Slager (assurantiekantoor der nationale militie) |
1908 | Th.J. Klompers (architect) - C.M.B. Wiedemann (kap. inf.) |
1910 | Th.J. Klompers (architect) |
1928 | Johannes A.L.M.C. van der Eerden |
1943 | A.W.M. Laar (kunstschilder) |